e-DNA: gamechanger voor energierekening en natuur
Opsporingsmethode versnelt isolatieopgave en beschermt diersoorten.
Met de eDNA-methode om vleermuizen te detecteren ontstaat weer perspectief voor de isolatiebedrijven en huishoudens met een hoge energierekening. En er wordt veel beter rekening gehouden met de natuur. Door een onwerkbare werkwijze met verhogende uitvoeringskosten is de vraag van woningeigenaren naar spouwmuurisolatie met 70 procent afgenomen en zijn het aantal operationele isolatieploegen inmiddels gehalveerd. Hiermee raakt een betaalbare energierekening voor veel huishoudens met een beperkt inkomen uit het zicht.
Gelukkig kan met eDNA-onderzoek een groter aantal grondgebonden woningen worden geïsoleerd dan voorheen en zijn de uitvoeringskosten een stuk lager. Aan de hand van deze factsheet leggen we uit wat de eDNA-methode inhoudt, waar het wel en juist niet voor is en hoe deze methode zich verhoudt tot de NVI-aanpak en de soortmanagementplannen.
Wat is het?
Met eDNA wordt environmental DNA bedoeld. Dat is wanneer DNA van in dit geval de vleermuis wordt achtergelaten in een omgeving, zoals bijvoorbeeld in de spouwmuur. In de Omgevings-regeling is het daarom aangeduid om als omgevingsDNA. Het DNA kan via bemonstering worden gebruikt om vleermuizen te detecteren. Het toepassingsgebied is afgebakend tot grondgebonden woningen.
Hoe werkt het?
Bij de oppervlaktebemonstering wordt DNA van gevels en openingen verzameld om vast te stellen of vleermuizen aanwezig zijn. Dit gebeurt met een steriele spons of roller, waarna de monsters worden geanalyseerd in een laboratorium. Er gelden strenge voorschriften om verontreiniging te voorkomen en om met voldoende zekerheid vleermuisDNA uit te kunnen sluiten moeten alle openingen, spleten en kieren worden bemonsterd. De monsters worden goed verpakt en binnen dezelfde dag naar het laboratorium gestuurd.
Wat betekent dit in de praktijk?
Certificering & controles
Om met de eDNA-methode te werken, moeten bedrijven gecertificeerd zijn volgens de speciaal hiervoor opgestelde (Beoordelingsrichtlijn) BRL IC-200. Dit houdt in:
* 4 procescontroles en een bedrijfsaudit om gecertificeerd te worden.
* Jaarlijkse herhaling van de bedrijfsaudit om de certificering te behouden.
* Minimaal 1 op de 25 woningen wordt steekproefsgewijs en onverwacht gecontroleerd.
* Uiterlijk de vrijdag voor onderzoek moeten objecten worden aangemeld.
* Alleen gecertificeerde eDNA specialisten mogen de onderzoeken uitvoeren.
* Niet naleven van de BRL kan leiden tot schorsing en een boete van € 5.000 + € 500 per dag, naast een eventuele straf die door een rechter wordt opgelegd.
Kosten & tijd
De kosten voor een eDNA-onderzoek liggen naar verwachting tussen de € 230 en € 360 per woning, met een doorlooptijd van 2-4 dagen. De kosten zullen dalen bij een grootschalige uitrol van eDNA-onderzoek. Op dit moment wordt gekeken naar het testen van de eDNA-monsters op locatie, waarmee de uitslag sneller beschikbaar komt. Bovendien kan met eDNA-onderzoek in het algemeen een groter aantal grondgebonden woningen worden geïsoleerd, omdat er niet rekening hoeft te worden gehouden met een maximum percentage geïsoleerde woningen in een (CBS-) buurt zoals dit wel geldt bij de NVI-aanpak.
Achtergrond
Met de toepassing van eDNA kan aanwezigheid van beschermde diersoorten accurater, sneller en goedkoper in kaart worden gebracht, dan wanneer er direct volgens de landelijke lijn Natuurvriendelijk Isoleren (NVI) moet worden gewerkt. Een accurate methode zorgt voor minder kans op het verstoren of zelfs doden van vleermuizen. Een snellere methode zorgt voor een beter beeld van de aanwezige populaties terwijl meer huishoudens kunnen worden geholpen met het verlagen van de energierekening. En goedkoper betekent dat woningeigenaren weer willen verduurzamen.
De afgelopen maanden zijn er parallel aan elkaar twee onderzoeken naar het toepassen van eDNA (environmental DNA) uitgevoerd op basis van de door RVO vastgelegde kaders. Uit deze onderzoeken blijkt dat met eDNA bijna drie keer meer sporen van vleermuizen worden gevonden dan met het traditionele vleermuisonderzoek. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat er beter wordt omgegaan met de instandhouding van beschermde diersoorten, mits hierop goed wordt toegezien door o.a. enkel gecertificeerde bedrijven eDNA-monstername uit te laten voeren.
Er zijn in de afgelopen periode onduidelijkheden ontstaan over de impact van eDNA in relatie tot de huidige NVI-methodiek en het landelijk uitrollen van SMP’s. Dit terwijl eDNA juist een zeer positieve invloed heeft op beide onderwerpen.
Natuurvriendelijk Isoleren (NVI)
Deze methode zorgt ervoor dat eventueel aanwezige diersoorten niet worden verstoord, gedood of dat hun verblijf ontoegankelijk wordt gemaakt. Door bepaalde openingen dicht te maken en bij andere openingen exclusion flaps te plaatsen kan een eventueel aanwezige vleermuis de spouw verlaten maar niet terugkeren en wordt er een vervangend verblijf geplaatst.
NVI is een oplossing die zolang een SMP niet is afgerond, beperkt ruimte biedt voor het isoleren van woningen (2 procent van de aanwezige gebouwen). Omdat het niet duidelijk is of er beschermde diersoorten aanwezig zijn, vallen alle gebouwen in een gebied onder deze voorwaarden. Ook de gebouwen waar geen beschermde diersoorten verblijven.
Met eDNA kan per gebouw in kaart worden gebracht of er beschermde diersoorten verblijven. Gebouwen waar geen diersoorten verblijven, vallen buiten de kaders van de wet en kunnen zonder voorzorgsmaatregelen worden verduurzaamd. Worden er wel sporen van diersoorten gevonden, dan wordt de NVI-methode toegepast. Op deze manier worden geen vleermuizen verstoord of gedood omdat de woning eerst natuurvrij wordt gemaakt en daarna pas geïsoleerd, geheel volgens de natuurkalender. Daarnaast wordt een alternatief verblijfplaats gecreëerd.
SMP (Soortenmanagementplan)
Een SMP is een gebied gerelateerd onderzoek van twee jaar waarbij de gevonden diersoorten en hun verblijven in kaart worden gebracht. Op basis van de resultaten wordt bepaald welke maatregelen er moeten worden genomen om eventuele negatieve effecten op de populaties te voorkomen. Dit tweejarige ecologische onderzoek is zeer arbeidsintensief en vraagt een grote inspanning (aanwezigheid) van ecologen. Op dit moment zijn er te weinig ecologen en wordt er hard gewerkt aan de opleiding van ecologen. Desondanks zullen veel gemeenten in de aankomende jaren nog geen SMP hebben.
Het eDNA-onderzoek is geen vervanging voor het soortenmanagementplan. Met de eDNA-methode wordt snel uitsluitsel gegeven over de aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen), maar is geen directe vervanging van het SMP. Er zijn nog steeds mitigerende maatregelen nodig (op de langere termijn) om de instandhouding van de beschermde diersoort te waarborgen. Wel kan door toepassing van eDNA-onderzoek met een relatief lage inspanning en investering, per gebouw in kaart worden gebracht waar beschermde diersoorten verblijven. Door de locaties en resultaten van eDNA beschikbaar te stellen aan ecologen die SMP’s uitvoeren, krijgen deze versneld inzicht waar de populaties van beschermde diersoorten zich in een bepaald gebied bevinden.